opkalfateren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kalfater op | kalfaterde op | heb opgekalfaterd |
jij, je, u | kalfatert op | kalfaterde op | hebt opgekalfaterd |
hij, zij, het | kalfatert op | kalfaterde op | heeft opgekalfaterd |
wij | kalfateren op | kalfaterden op | hebben opgekalfaterd |
jullie | kalfateren op | kalfaterden op | hebben opgekalfaterd |
zij, ze | kalfateren op | kalfaterden op | hebben opgekalfaterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Opkalfateren with some of the pronouns.
- Ik kalfater op om het schip waterdicht te maken.
- Jij kalfatert op om de lekkage te repareren.
- Hij/Zij kalfatert op zodat het schip veilig blijft.
- Wij kalfateren op voor het onderhoud van de boot.
- Zij kalfateren op voordat ze de zee opgaan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opkalfateren with some of the pronouns.
- Ik kalfaterde op om het schip waterdicht te maken.
- Jij kalfaterde op om de lekkage te repareren.
- Hij/Zij kalfaterde op zodat het schip veilig bleef.
- Wij kalfaterden op voor het onderhoud van de boot.
- Zij kalfaterden op voordat ze de zee opgingen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opkalfateren with some of the pronouns.
- Ik heb opgekalfaterd en het schip is nu weer waterdicht.
- Jij hebt opgekalfaterd en de lekkage is gerepareerd.
- Hij/Zij heeft opgekalfaterd en het schip is veilig gebleven.
- Wij hebben opgekalfaterd voor het onderhoud van de boot.
- Zij hebben opgekalfaterd voordat ze de zee opgingen.