opknopen

Conjugations List of Opknopen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikknoop opknoopte opheb opgeknoopt
jij, je, uknoopt opknoopte ophebt opgeknoopt
hij, zij, hetknoopt opknoopte opheeft opgeknoopt
wijknopen opknoopten ophebben opgeknoopt
jullieknopen opknoopten ophebben opgeknoopt
zij, zeknopen opknoopten ophebben opgeknoopt

Presens

Example presens sentences for Opknopen with some of the pronouns.

  • Ik knoop de touwen op.
  • Jij knoopt de sjaal op.
  • Hij knoopt de vlaggen op.
  • Wij knopen de ballonnen op.
  • Zij knopen de slingers op.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Opknopen with some of the pronouns.

  • Ik knoopte de touwen op.
  • Jij knoopte de sjaal op.
  • Hij knoopte de vlaggen op.
  • Wij knoopten de ballonnen op.
  • Zij knoopten de slingers op.

Perfectum

Example perfectum sentences for Opknopen with some of the pronouns.

  • Ik heb de touwen opgeknoopt.
  • Jij hebt de sjaal opgeknoopt.
  • Hij heeft de vlaggen opgeknoopt.
  • Wij hebben de ballonnen opgeknoopt.
  • Zij hebben de slingers opgeknoopt.