elimineren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | elimineer | elimineerde | heb geƫlimineerd |
jij, je, u | elimineert | elimineerde | hebt geƫlimineerd |
hij, zij, het | elimineert | elimineerde | heeft geƫlimineerd |
wij | elimineren | elimineerden | hebben geƫlimineerd |
jullie | elimineren | elimineerden | hebben geƫlimineerd |
zij, ze | elimineren | elimineerden | hebben geƫlimineerd |
Presens
Example presens sentences for Elimineren with some of the pronouns.
- Ik elimineer het probleem.
- Jij elimineert de obstakels.
- Hij/Zij elimineert de concurrentie.
- Wij elimineren de fouten.
- Jullie elimineren de risico's.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Elimineren with some of the pronouns.
- Ik elimineerde het probleem.
- Jij elimineerde de obstakels.
- Hij/Zij elimineerde de concurrentie.
- Wij elimineerden de fouten.
- Jullie elimineerden de risico's.
Perfectum
Example perfectum sentences for Elimineren with some of the pronouns.
- Ik heb het probleem geƫlimineerd.
- Jij hebt de obstakels geƫlimineerd.
- Hij/Zij heeft de concurrentie geƫlimineerd.
- Wij hebben de fouten geƫlimineerd.
- Jullie hebben de risico's geƫlimineerd.