opnaaien

Conjugations List of Opnaaien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iknaai opnaaide opheb opgenaaid
jij, je, unaait opnaaide ophebt opgenaaid
hij, zij, hetnaait opnaaide opheeft opgenaaid
wijnaaien opnaaiden ophebben opgenaaid
jullienaaien opnaaiden ophebben opgenaaid
zij, zenaaien opnaaiden ophebben opgenaaid

Presens
Beta

Example presens sentences for Opnaaien with some of the pronouns.

  • Ik naai hem op met mijn kritiek.
  • Jij naait haar op door zo tegen haar te praten.
  • Hij naait ons op met zijn provocerende opmerkingen.
  • Wij naaien jullie op door dit probleem aan te kaarten.
  • Zij naaien de politicus op met hun vragen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opnaaien with some of the pronouns.

  • Ik naaide hem op met mijn kritiek.
  • Jij naaide haar op door zo tegen haar te praten.
  • Hij naaide ons op met zijn provocerende opmerkingen.
  • Wij naaiden jullie op door dit probleem aan te kaarten.
  • Zij naaiden de politicus op met hun vragen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opnaaien with some of the pronouns.

  • Ik heb hem opgenaaid met mijn kritiek.
  • Jij hebt haar opgenaaid door zo tegen haar te praten.
  • Hij heeft ons opgenaaid met zijn provocerende opmerkingen.
  • Wij hebben jullie opgenaaid door dit probleem aan te kaarten.
  • Zij hebben de politicus opgenaaid met hun vragen.