opspuiten

Conjugations List of Opspuiten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspuit opspoot opheb opgespoten
jij, je, uspuit opspoot ophebt opgespoten
hij, zij, hetspuit opspoot opheeft opgespoten
wijspuiten opspoten ophebben opgespoten
julliespuiten opspoten ophebben opgespoten
zij, zespuiten opspoten ophebben opgespoten

Presens
Beta

Example presens sentences for Opspuiten with some of the pronouns.

  • Ik spuit de bal op.
  • Jij spuit de bloemen op.
  • Hij/Zij spuit de verf op de muur.
  • Wij spuiten de banden van de fietsen op.
  • Zij spuiten de champagne op het feestje.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opspuiten with some of the pronouns.

  • Ik spoot de bal op.
  • Jij spoot de bloemen op.
  • Hij/Zij spoot de verf op de muur.
  • Wij spoten de banden van de fietsen op.
  • Zij spoten de champagne op het feestje.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opspuiten with some of the pronouns.

  • Ik heb de bal opgespoten.
  • Jij hebt de bloemen opgespoten.
  • Hij/Zij heeft de verf op de muur opgespoten.
  • Wij hebben de banden van de fietsen opgespoten.
  • Zij hebben de champagne op het feestje opgespoten.