opvriezen

Conjugations List of Opvriezen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvries opvroor opben opgevroren
jij, je, uvriest opvroor opbent opgevroren
hij, zij, hetvriest opvroor opis opgevroren
wijvriezen opvroren opzijn opgevroren
jullievriezen opvroren opzijn opgevroren
zij, zevriezen opvroren opzijn opgevroren

Presens
Beta

Example presens sentences for Opvriezen with some of the pronouns.

  • Ik vries de groenten in.
  • Jij vriest de ijsblokjes in.
  • Hij/zij/het vriest het vlees in.
  • Wij vriezen de vis in.
  • Jullie vriezen het fruit in.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opvriezen with some of the pronouns.

  • Ik vroor de groenten in.
  • Jij vroor de ijsblokjes in.
  • Hij/zij/het vroor het vlees in.
  • Wij vroren de vis in.
  • Jullie vroren het fruit in.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opvriezen with some of the pronouns.

  • Ik heb de groenten ingevroren.
  • Jij hebt de ijsblokjes ingevroren.
  • Hij/zij/het heeft het vlees ingevroren.
  • Wij hebben de vis ingevroren.
  • Jullie hebben het fruit ingevroren.