pamperen

Conjugations List of Pamperen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpamperpamperdeheb gepamperd
jij, je, upampertpamperdehebt gepamperd
hij, zij, hetpampertpamperdeheeft gepamperd
wijpamperenpamperdenhebben gepamperd
julliepamperenpamperdenhebben gepamperd
zij, zepamperenpamperdenhebben gepamperd

Presens
Beta

Example presens sentences for Pamperen with some of the pronouns.

  • Ik pamper mijn kat en geef hem elke dag lekkere treats.
  • Jij verwent jezelf door regelmatig naar de spa te gaan.
  • Hij/zij pampert zijn/haar kinderen met cadeautjes en uitjes.
  • Wij pamperen onze gasten door ze een luxe verblijf aan te bieden.
  • Jullie pamperen je hond met lange wandelingen en speeltijd in het park.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Pamperen with some of the pronouns.

  • Vroeger werd ik als kind flink gepamperd door mijn grootouders.
  • Toen ik jong was, pamperde ik mijn huisdieren enorm.
  • Hij/zij verwende altijd iedereen om hem/haar heen, inclusief zichzelf.
  • In het verleden pamperden we onze klanten met extra kortingen.
  • Jullie verwenden elkaar vaak met kleine attenties en lieve gebaren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Pamperen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn partner gisteren heerlijk gepamperd met een ontspannende massage.
  • Jij hebt jezelf echt verwend tijdens die luxe vakantie.
  • Hij/zij heeft zich laten pamperen in het wellnesscentrum.
  • Wij hebben onze ouders verrast en gepamperd met een speciaal diner.
  • Jullie hebben je vriend(in) flink verwend op zijn/haar verjaardag.