verslensen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verslens | verslenste | ben verslenst |
jij, je, u | verslenst | verslenste | bent verslenst |
hij, zij, het | verslenst | verslenste | is verslenst |
wij | verslensen | verslensten | zijn verslenst |
jullie | verslensen | verslensten | zijn verslenst |
zij, ze | verslensen | verslensten | zijn verslenst |
PresensBeta
Example presens sentences for Verslensen with some of the pronouns.
- Ik verslens.
- Jij verslent.
- Hij verslent.
- Wij verslensen.
- Zij verslensen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verslensen with some of the pronouns.
- Ik verslensde.
- Jij verslensde.
- Hij verslensde.
- Wij verslensden.
- Zij verslensden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verslensen with some of the pronouns.
- Ik heb verslensen.
- Jij hebt verslensen.
- Hij heeft verslensen.
- Wij hebben verslensen.
- Zij hebben verslensen.