permanenten

Conjugations List of Permanenten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpermanentpermanentteheb gepermanent
jij, je, upermanentpermanenttehebt gepermanent
hij, zij, hetpermanentpermanentteheeft gepermanent
wijpermanentenpermanenttenhebben gepermanent
julliepermanentenpermanenttenhebben gepermanent
zij, zepermanentenpermanenttenhebben gepermanent

Presens

Example presens sentences for Permanenten with some of the pronouns.

  • Ik permanent mijn haar elke maand.
  • Jij permanenteert je haar regelmatig.
  • Hij/zij/het permenteert zijn/haar/hun haar voor een feestje.
  • Wij permanenten onze haren samen bij de kapper.
  • Jullie permanenten je haar zelf thuis.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Permanenten with some of the pronouns.

  • Vroeger permanenteerde ik mijn haar om de paar maanden.
  • Toen ik jonger was, liet ik mijn haar regelmatig permanenten.
  • Hij/zij/het permanteerde altijd zijn/haar/hun haar voor speciale gelegenheden.
  • In het verleden permanenteerden wij onze haren thuis met een doe-het-zelfkit.
  • Jullie permanenteerden jullie haar vaak samen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Permanenten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn haar vorige week gepermanent.
  • Jij hebt je haar al eens eerder laten permanenten.
  • Hij/zij/het heeft zijn/haar/hun haar laten permanenten voor de vakantie.
  • Wij hebben onze haren bij verschillende kappers laten permanenten.
  • Jullie hebben je haar onlangs laten permanenten.