permitteren

Conjugations List of Permitteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpermitteerpermitteerdeheb gepermitteerd
jij, je, upermitteertpermitteerdehebt gepermitteerd
hij, zij, hetpermitteertpermitteerdeheeft gepermitteerd
wijpermitterenpermitteerdenhebben gepermitteerd
julliepermitterenpermitteerdenhebben gepermitteerd
zij, zepermitterenpermitteerdenhebben gepermitteerd

Presens

Example presens sentences for Permitteren with some of the pronouns.

  • Ik permitteer een extra dag vrij voor de leerlingen.
  • Jij permenteert regelmatig te laat komen.
  • Hij/zij/het permitteert zich geen fouten in de toets.
  • Wij permitteren geen telefoongebruik tijdens de les.
  • Jullie permitteren jezelf een korte pauze.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Permitteren with some of the pronouns.

  • Ik permitteerde me vroeger lange autoritten.
  • Jij permitteerde jezelf vaak snoepjes na het eten.
  • Hij/zij/het permitteerde zichzelf geen enkele fout.
  • Wij permitteerden ons luie zondagen op de bank.
  • Jullie permitteerden jezelf uitstapjes naar het buitenland.

Perfectum

Example perfectum sentences for Permitteren with some of the pronouns.

  • Ik heb toestemming gepermitteerd voor het schooluitje.
  • Jij hebt jezelf te veel vrijheid gepermitteerd.
  • Hij/zij/het heeft zichzelf een kleine beloning gepermitteerd.
  • Wij hebben de studenten extra oefeningen gepermitteerd.
  • Jullie hebben jezelf een dagje verlof gepermitteerd.