persen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | pers | perste | heb geperst |
jij, je, u | perst | perste | hebt geperst |
hij, zij, het | perst | perste | heeft geperst |
wij | persen | persten | hebben geperst |
jullie | persen | persten | hebben geperst |
zij, ze | persen | persten | hebben geperst |
PresensBeta
Example presens sentences for Persen with some of the pronouns.
- Ik pers sinaasappelsap uit.
- Je perst de citroenen goed.
- Hij perst het sap uit de vruchten.
- We persen de druiven voor wijn.
- Jullie persen de appels tot moes.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Persen with some of the pronouns.
- Ik perste sinaasappelsap uit.
- Je perste de citroenen goed.
- Hij perste het sap uit de vruchten.
- We persten de druiven voor wijn.
- Jullie persten de appels tot moes.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Persen with some of the pronouns.
- Ik heb sinaasappelsap geperst.
- Je hebt de citroenen goed geperst.
- Hij heeft het sap uit de vruchten geperst.
- We hebben de druiven geperst voor wijn.
- Jullie hebben de appels tot moes geperst.