posteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | posteer | posteerde | heb geposteerd |
jij, je, u | posteert | posteerde | hebt geposteerd |
hij, zij, het | posteert | posteerde | heeft geposteerd |
wij | posteren | posteerden | hebben geposteerd |
jullie | posteren | posteerden | hebben geposteerd |
zij, ze | posteren | posteerden | hebben geposteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Posteren with some of the pronouns.
- Ik posteert.
- Jij posteer.
- Hij/Zij/Het posteert.
- Wij posteren.
- Jullie posteren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Posteren with some of the pronouns.
- Ik posteerde.
- Jij posteerd.
- Hij/Zij/Het posteerd.
- Wij posteerd.
- Jullie posteerd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Posteren with some of the pronouns.
- Ik heb geposteerd.
- Jij hebt geposteer.
- Hij/Zij/Het heeft geposteerd.
- Wij hebben geposteer.
- Jullie hebben geposteer.