predomineren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | predomineer | predomineerde | heb gepredomineerd |
jij, je, u | predomineert | predomineerde | hebt gepredomineerd |
hij, zij, het | predomineert | predomineerde | heeft gepredomineerd |
wij | predomineren | predomineerden | hebben gepredomineerd |
jullie | predomineren | predomineerden | hebben gepredomineerd |
zij, ze | predomineren | predomineerden | hebben gepredomineerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Predomineren with some of the pronouns.
- Ik predomineer in deze discussie.
- Jij predomineert in het team.
- Hij/Zij predomineert op het gebied van technologie.
- Wij predomineren in de markt van biologische producten.
- Zij predomineren in de politieke arena.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Predomineren with some of the pronouns.
- Ik predomineerde vroeger in het bedrijf.
- Jij predomineerde tijdens onze studententijd.
- Hij/Zij predomineerde in het verleden als leider.
- Wij predomineerden in die periode op de markt.
- Zij predomineerden in de geschiedenis van de sport.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Predomineren with some of the pronouns.
- Ik heb gepredomineerd tijdens de vergadering.
- Jij hebt de hele wedstrijd gepredomineerd.
- Hij/Zij heeft jarenlang gepredomineerd in de kunstwereld.
- Wij hebben in het verleden vaak gepredomineerd in dit debat.
- Zij hebben de concurrentie altijd gepredomineerd.