monden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | mond | mondde | heb gemond |
jij, je, u | mondt | mondde | hebt gemond |
hij, zij, het | mondt | mondde | heeft gemond |
wij | monden | mondden | hebben gemond |
jullie | monden | mondden | hebben gemond |
zij, ze | monden | mondden | hebben gemond |
PresensBeta
Example presens sentences for Monden with some of the pronouns.
- Ik mond regelmatig mijn leerlingen tijdens de les.
- Jij mondt altijd je mening uit in de klas.
- Hij/Zij mondt vaak uit wat er op zijn/haar hart ligt.
- Wij monden onze gedachten tijdens de vergadering.
- Jullie monden graag over politiek.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Monden with some of the pronouns.
- Vroeger mondde ik niet zo vaak mijn gedachten.
- Toen jij jonger was, mondde je minder uit.
- Hij/Zij mondde altijd zijn/haar frustraties.
- In het verleden mondden wij niet openlijk onze meningen.
- Jullie mondden niet veel tijdens die periode.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Monden with some of the pronouns.
- Ik heb mijn mening vorige week gemond.
- Jij hebt al meerdere keren je standpunt gemond.
- Hij/Zij heeft haar gevoelens eerder dit jaar gemond.
- Wij hebben onze ideeën al besproken en gemond.
- Jullie hebben je ervaringen met ons gedeeld en gemond.