doodmartelen

Conjugations List of Doodmartelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmartel doodmartelde doodheb doodgemarteld
jij, je, umartelt doodmartelde doodhebt doodgemarteld
hij, zij, hetmartelt doodmartelde doodheeft doodgemarteld
wijmartelen doodmartelden doodhebben doodgemarteld
julliemartelen doodmartelden doodhebben doodgemarteld
zij, zemartelen doodmartelden doodhebben doodgemarteld

Presens
Beta

Example presens sentences for Doodmartelen with some of the pronouns.

  • Ik doodmartel de vlieg met een krant.
  • Jij doodmartelt de mug met je handen.
  • Hij doodmartelt de spin met een stofzuiger.
  • Zij doodmartelen de kakkerlak met insectenspray.
  • Wij doodmartelen de mieren met kokend water.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Doodmartelen with some of the pronouns.

  • Ik doodmartelde de vlieg met een krant.
  • Jij doodmartelde de mug met je handen.
  • Hij doodmartelde de spin met een stofzuiger.
  • Zij doodmartelden de kakkerlak met insectenspray.
  • Wij doodmartelden de mieren met kokend water.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Doodmartelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de vlieg doodgemarteld met een krant.
  • Jij hebt de mug doodgemarteld met je handen.
  • Hij heeft de spin doodgemarteld met een stofzuiger.
  • Zij hebben de kakkerlak doodgemarteld met insectenspray.
  • Wij hebben de mieren doodgemarteld met kokend water.