prokkelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | prokkel | prokkelde | heb geprokkeld |
jij, je, u | prokkelt | prokkelde | hebt geprokkeld |
hij, zij, het | prokkelt | prokkelde | heeft geprokkeld |
wij | prokkelen | prokkelden | hebben geprokkeld |
jullie | prokkelen | prokkelden | hebben geprokkeld |
zij, ze | prokkelen | prokkelden | hebben geprokkeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Prokkelen with some of the pronouns.
- Ik prokkel in mijn vrije tijd.
- Jij prokkelt vaak met je vrienden.
- Hij prokkelt graag in de natuur.
- Zij prokkelt altijd creatieve oplossingen.
- Wij prokkelen samen aan dit project.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Prokkelen with some of the pronouns.
- Ik prokkelde vaak in mijn vrije tijd.
- Jij prokkelde regelmatig met je vrienden.
- Hij prokkelde graag in de natuur.
- Zij prokkelde altijd creatieve oplossingen.
- Wij prokkelde samen aan dit project.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Prokkelen with some of the pronouns.
- Ik heb geprokkeld in mijn vrije tijd.
- Jij hebt vaak met je vrienden geprokkeld.
- Hij heeft graag in de natuur geprokkeld.
- Zij heeft altijd creatieve oplossingen geprokkeld.
- Wij hebben samen aan dit project geprokkeld.