punteren

Conjugations List of Punteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpunteerpunteerdeheb gepunteerd
jij, je, upunteertpunteerdehebt gepunteerd
hij, zij, hetpunteertpunteerdeheeft gepunteerd
wijpunterenpunteerdenhebben gepunteerd
julliepunterenpunteerdenhebben gepunteerd
zij, zepunterenpunteerdenhebben gepunteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Punteren with some of the pronouns.

  • Ik puntioneer regelmatig tijdens mijn lessen.
  • Jij puntioneert graag in je vrije tijd.
  • Hij/Zij puntioneert met veel precisie.
  • Wij puntioneren samen als een team.
  • Jullie puntioneren vaak op dezelfde manier.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Punteren with some of the pronouns.

  • Vroeger puntioneerde ik op een andere manier.
  • Jij puntioneerde altijd zorgvuldig in het verleden.
  • Hij/Zij puntioneerde regelmatig tijdens zijn/haar studie.
  • Wij puntioneerden vroeger met de hand.
  • Jullie puntioneerden vaak samen in de oude boeken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Punteren with some of the pronouns.

  • Ik heb gepuntioneerd tijdens de workshop gisteren.
  • Jij hebt al eerder gepuntioneerd op dit onderwerp.
  • Hij/Zij heeft het perfectum van punteren geleerd.
  • Wij hebben succesvol gepuntioneerd in onze presentatie.
  • Jullie hebben al veel ervaring met gepuntioneerde teksten.