recreëren

Conjugations List of Recreëren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrecreëerrecreëerdeheb gerecreëerd
jij, je, urecreëertrecreëerdehebt gerecreëerd
hij, zij, hetrecreëertrecreëerdeheeft gerecreëerd
wijrecreërenrecreëerdenhebben gerecreëerd
jullierecreërenrecreëerdenhebben gerecreëerd
zij, zerecreërenrecreëerdenhebben gerecreëerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Recreëren with some of the pronouns.

  • Ik recreëer graag in mijn vrije tijd.
  • Jij en je vrienden recreëren vaak in het park.
  • Hij/zij recreëert met plezier op het strand.
  • Wij recreëren regelmatig in de natuur.
  • Jullie recreëren altijd met veel enthousiasme.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Recreëren with some of the pronouns.

  • Vroeger recreëerde ik vaak in de bergen.
  • Jij recreëerde als kind altijd in de speeltuin.
  • Hij/zij recreëerde regelmatig in het bos.
  • Wij recreëerden elke zomer aan zee.
  • Jullie recreëerden vroeger samen in het park.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Recreëren with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren gerecreëerd in het zwembad.
  • Jij hebt al meerdere keren gerecreëerd in dit gebied.
  • Hij/zij heeft vorige zomer veel gerecreëerd in het buitenland.
  • Wij hebben samen gerecreëerd tijdens onze vakantie.
  • Jullie hebben de hele dag gerecreëerd bij het meer.