regulariseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | regulariseer | regulariseerde | heb geregulariseerd |
jij, je, u | regulariseert | regulariseerde | hebt geregulariseerd |
hij, zij, het | regulariseert | regulariseerde | heeft geregulariseerd |
wij | regulariseren | regulariseerden | hebben geregulariseerd |
jullie | regulariseren | regulariseerden | hebben geregulariseerd |
zij, ze | regulariseren | regulariseerden | hebben geregulariseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Regulariseren with some of the pronouns.
- Ik regulariseer de situatie.
- Jij regulariseert je verblijfsstatus.
- Hij/Zij/Het regulariseert de belastingaangifte.
- Wij regulariseren de betalingsachterstand.
- Jullie regulariseren de werkwijze.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Regulariseren with some of the pronouns.
- Ik regulariseerde de situatie.
- Jij regulariseerde je verblijfsstatus.
- Hij/Zij/Het regulariseerde de belastingaangifte.
- Wij regulariseerden de betalingsachterstand.
- Jullie regulariseerden de werkwijze.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Regulariseren with some of the pronouns.
- Ik heb de situatie geregulariseerd.
- Jij hebt je verblijfsstatus geregulariseerd.
- Hij/Zij/Het heeft de belastingaangifte geregulariseerd.
- Wij hebben de betalingsachterstand geregulariseerd.
- Jullie hebben de werkwijze geregulariseerd.