schurken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schurk | schurkte | heb geschurkt |
jij, je, u | schurkt | schurkte | hebt geschurkt |
hij, zij, het | schurkt | schurkte | heeft geschurkt |
wij | schurken | schurkten | hebben geschurkt |
jullie | schurken | schurkten | hebben geschurkt |
zij, ze | schurken | schurkten | hebben geschurkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Schurken with some of the pronouns.
- De schurken stelen geld uit de kluis.
- Ik schurk door het donkere steegje.
- Jij schurkt tegen de muur aan.
- Hij schurkt zich langs de menigte.
- Wij schurken samen om het complot te bespreken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Schurken with some of the pronouns.
- De schurken stalen geld uit de kluis.
- Ik schurkte door het donkere steegje.
- Jij schurkte tegen de muur aan.
- Hij schurkte zich langs de menigte.
- Wij schurkten samen om het complot te bespreken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Schurken with some of the pronouns.
- De schurken hebben geld uit de kluis gestolen.
- Ik ben door het donkere steegje geschurkt.
- Jij bent tegen de muur aangeschurkt.
- Hij is zich langs de menigte geschurkt.
- Wij zijn samen geschurkt om het complot te bespreken.