schutten

Conjugations List of Schutten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschutschutteheb geschut
jij, je, uschutschuttehebt geschut
hij, zij, hetschutschutteheeft geschut
wijschuttenschuttenhebben geschut
jullieschuttenschuttenhebben geschut
zij, zeschuttenschuttenhebben geschut

Presens
Beta

Example presens sentences for Schutten with some of the pronouns.

  • Ik schut water in de glazen.
  • Jij schudt het zand van je schoenen af.
  • Hij schudt de hand van zijn collega.
  • Wij schudden de fles goed voor gebruik.
  • Zij schudden de pennen uit hun tas.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Schutten with some of the pronouns.

  • Ik schudde water in de glazen.
  • Jij schudde het zand van je schoenen af.
  • Hij schudde de hand van zijn collega.
  • Wij schudden de fles goed voor gebruik.
  • Zij schudden de pennen uit hun tas.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Schutten with some of the pronouns.

  • Ik heb water geschud in de glazen.
  • Jij hebt het zand van je schoenen afgeschud.
  • Hij heeft de hand van zijn collega geschud.
  • Wij hebben de fles goed geschud voor gebruik.
  • Zij hebben de pennen uit hun tas geschud.