orkestreren

Conjugations List of Orkestreren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikorkestreerorkestreerdeheb georkestreerd
jij, je, uorkestreertorkestreerdehebt georkestreerd
hij, zij, hetorkestreertorkestreerdeheeft georkestreerd
wijorkestrerenorkestreerdenhebben georkestreerd
jullieorkestrerenorkestreerdenhebben georkestreerd
zij, zeorkestrerenorkestreerdenhebben georkestreerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Orkestreren with some of the pronouns.

  • Ik orkestreer de symfonie.
  • Jij orkestreert het concert.
  • Hij orkestreert de muziekvoorstelling.
  • Wij orkestreren de opera.
  • Zij orkestreren de harmonie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Orkestreren with some of the pronouns.

  • Ik orkestreerde vroeger vaak klassieke stukken.
  • Jij orkestreerde gisteren een jazzband.
  • Hij orkestreerde regelmatig popnummers.
  • Wij orkestreerden de musicals in het verleden.
  • Zij orkestreerden vorig jaar het zomerconcert.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Orkestreren with some of the pronouns.

  • Ik heb georkestreerd voor het koor.
  • Jij hebt het optreden georkestreerd.
  • Hij heeft de melodieën georkestreerd.
  • Wij hebben de compositie georkestreerd.
  • Zij hebben de arrangementen georkestreerd.