aaneensluiten

Conjugations List of Aaneensluiten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksluit aaneensloot aaneenheb aaneengesloten
jij, je, usluit aaneensloot aaneenhebt aaneengesloten
hij, zij, hetsluit aaneensloot aaneenheeft aaneengesloten
wijsluiten aaneensloten aaneenhebben aaneengesloten
julliesluiten aaneensloten aaneenhebben aaneengesloten
zij, zesluiten aaneensloten aaneenhebben aaneengesloten

Presens
Beta

Example presens sentences for Aaneensluiten with some of the pronouns.

  • Ik sluit aaneen.
  • Jij sluit aaneen.
  • Hij/Zij/Het sluit aaneen.
  • Wij sluiten aaneen.
  • Jullie sluiten aaneen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aaneensluiten with some of the pronouns.

  • Ik sloot aaneen.
  • Jij sloot aaneen.
  • Hij/Zij/Het sloot aaneen.
  • Wij sloten aaneen.
  • Jullie sloten aaneen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aaneensluiten with some of the pronouns.

  • Ik heb aaneengesloten.
  • Jij hebt aaneengesloten.
  • Hij/Zij/Het heeft aaneengesloten.
  • Wij hebben aaneengesloten.
  • Jullie hebben aaneengesloten.