diepvriezen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vries diep | null | heb diepgevroren |
jij, je, u | vriest diep | null | hebt diepgevroren |
hij, zij, het | vriest diep | null | heeft diepgevroren |
wij | vriezen diep | null | hebben diepgevroren |
jullie | vriezen diep | null | hebben diepgevroren |
zij, ze | vriezen diep | null | hebben diepgevroren |
PresensBeta
Example presens sentences for Diepvriezen with some of the pronouns.
- Ik vries diepvriesproducten in.
- Jij vriest diepvriesproducten in.
- Hij/Zij/Het vriest diepvriesproducten in.
- Wij vriezen diepvriesproducten in.
- Jullie vriezen diepvriesproducten in.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Diepvriezen with some of the pronouns.
- Ik vroor diepvriesproducten in.
- Jij vroor diepvriesproducten in.
- Hij/Zij/Het vroor diepvriesproducten in.
- Wij vroren diepvriesproducten in.
- Jullie vroren diepvriesproducten in.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Diepvriezen with some of the pronouns.
- Ik heb diepvriesproducten ingevroren.
- Jij hebt diepvriesproducten ingevroren.
- Hij/Zij/Het heeft diepvriesproducten ingevroren.
- Wij hebben diepvriesproducten ingevroren.
- Jullie hebben diepvriesproducten ingevroren.