signeren

Conjugations List of Signeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksigneersigneerdeheb gesigneerd
jij, je, usigneertsigneerdehebt gesigneerd
hij, zij, hetsigneertsigneerdeheeft gesigneerd
wijsignerensigneerdenhebben gesigneerd
julliesignerensigneerdenhebben gesigneerd
zij, zesignerensigneerdenhebben gesigneerd

Presens

Example presens sentences for Signeren with some of the pronouns.

  • Ik signeer mijn boeken voordat ik ze verkoop.
  • Jij signeert jouw naam op het contract.
  • Hij/zij/het signeert graag foto's voor zijn/haar fans.
  • Wij signeren onze schilderijen tijdens de expositie.
  • Jullie signeren de documenten voor akkoord.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Signeren with some of the pronouns.

  • Ik signeerde mijn boeken voordat ik ze verkocht.
  • Jij signeerde jouw naam op het contract.
  • Hij/zij/het signeerde graag foto's voor zijn/haar fans.
  • Wij signeerden onze schilderijen tijdens de expositie.
  • Jullie signeerden de documenten voor akkoord.

Perfectum

Example perfectum sentences for Signeren with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn boeken gesigneerd voordat ik ze verkocht.
  • Jij hebt jouw naam op het contract gesigneerd.
  • Hij/zij/het heeft graag foto's voor zijn/haar fans gesigneerd.
  • Wij hebben onze schilderijen tijdens de expositie gesigneerd.
  • Jullie hebben de documenten voor akkoord gesigneerd.