smoezelen

Conjugations List of Smoezelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksmoezelsmoezeldeheb gesmoezeld
jij, je, usmoezeltsmoezeldehebt gesmoezeld
hij, zij, hetsmoezeltsmoezeldeheeft gesmoezeld
wijsmoezelensmoezeldenhebben gesmoezeld
julliesmoezelensmoezeldenhebben gesmoezeld
zij, zesmoezelensmoezeldenhebben gesmoezeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Smoezelen with some of the pronouns.

  • Ik smoezel met mijn vrienden in het park.
  • Jij smoezelt altijd stiekem tijdens de les.
  • Hij smoezelt over zijn geheime plannen.
  • Wij smoezelen graag over de nieuwste roddels.
  • Zij smoezelen op de achterbank van de auto.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Smoezelen with some of the pronouns.

  • Ik smoezelde vaak met mijn vrienden in het park.
  • Jij smoezelde altijd stiekem tijdens de les.
  • Hij smoezelde over zijn geheime plannen.
  • Wij smoezelden graag over de nieuwste roddels.
  • Zij smoezelden op de achterbank van de auto.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Smoezelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gesmoeseld met mijn vrienden in het park.
  • Jij hebt altijd stiekem gesmoeseld tijdens de les.
  • Hij heeft gesmoeseld over zijn geheime plannen.
  • Wij hebben graag gesmoeseld over de nieuwste roddels.
  • Zij hebben gesmoeseld op de achterbank van de auto.