statussen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | status | statuste | heb gestatust |
jij, je, u | statust | statuste | hebt gestatust |
hij, zij, het | statust | statuste | heeft gestatust |
wij | statussen | statusten | hebben gestatust |
jullie | statussen | statusten | hebben gestatust |
zij, ze | statussen | statusten | hebben gestatust |
PresensBeta
Example presens sentences for Statussen with some of the pronouns.
- Ik status de documenten.
- Jij statust je aanwezigheid.
- Hij statust zijn sociale media-updates.
- Wij statussen regelmatig onze voorraad.
- Zij statussen de resultaten van het onderzoek.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Statussen with some of the pronouns.
- Ik staturde de documenten gisteren.
- Jij statuste je aanwezigheid elke dag.
- Hij staturde zijn sociale media-updates regelmatig.
- Wij staturden onze voorraad vorige maand.
- Zij staturden de resultaten van het onderzoek vorig jaar.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Statussen with some of the pronouns.
- Ik heb gestatust voor de vergadering.
- Jij hebt je aanwezigheid gestatust.
- Hij heeft zijn sociale media-updates gestatust.
- Wij hebben regelmatig onze voorraad gestatust.
- Zij hebben de resultaten van het onderzoek gestatust.