stukgooien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | gooi stuk | gooide stuk | heb stukgegooid |
jij, je, u | gooit stuk | gooide stuk | hebt stukgegooid |
hij, zij, het | gooit stuk | gooide stuk | heeft stukgegooid |
wij | gooien stuk | gooiden stuk | hebben stukgegooid |
jullie | gooien stuk | gooiden stuk | hebben stukgegooid |
zij, ze | gooien stuk | gooiden stuk | hebben stukgegooid |
PresensBeta
Example presens sentences for Stukgooien with some of the pronouns.
- Ik gooi het glas stuk.
- Hij gooit de borden stuk.
- We gooien de oude meubels stuk.
- Jullie gooien de bal stuk.
- De kinderen gooien de steentjes stuk.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Stukgooien with some of the pronouns.
- Ik gooide het glas stuk.
- Hij gooide de borden stuk.
- We gooiden de oude meubels stuk.
- Jullie gooiden de bal stuk.
- De kinderen gooiden de steentjes stuk.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Stukgooien with some of the pronouns.
- Ik heb het glas stukgegooid.
- Hij heeft de borden stukgegooid.
- We hebben de oude meubels stukgegooid.
- Jullie hebben de bal stukgegooid.
- De kinderen hebben de steentjes stukgegooid.