substantiveren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | substantiveer | substantiveerde | heb gesubstantiveerd |
jij, je, u | substantiveert | substantiveerde | hebt gesubstantiveerd |
hij, zij, het | substantiveert | substantiveerde | heeft gesubstantiveerd |
wij | substantiveren | substantiveerden | hebben gesubstantiveerd |
jullie | substantiveren | substantiveerden | hebben gesubstantiveerd |
zij, ze | substantiveren | substantiveerden | hebben gesubstantiveerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Substantiveren with some of the pronouns.
- Ik substantiveer de woorden in mijn les.
- Jij substantiveert het begrip in je uitleg.
- Hij/zij substantiveert de titel van het boek.
- Wij substantiveren de concepten in onze presentatie.
- Jullie substantiveren de termen tijdens het debat.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Substantiveren with some of the pronouns.
- Ik substantieerde de woorden in mijn les.
- Jij substantieerde het begrip in je uitleg.
- Hij/zij substantieerde de titel van het boek.
- Wij substantieerden de concepten in onze presentatie.
- Jullie substantieerden de termen tijdens het debat.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Substantiveren with some of the pronouns.
- Ik heb de woorden in mijn les gesubstantiveerd.
- Jij hebt het begrip in je uitleg gesubstantiveerd.
- Hij/zij heeft de titel van het boek gesubstantiveerd.
- Wij hebben de concepten in onze presentatie gesubstantiveerd.
- Jullie hebben de termen tijdens het debat gesubstantiveerd.