syncen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sync | syncte | heb gesynct |
jij, je, u | synct | syncte | hebt gesynct |
hij, zij, het | synct | syncte | heeft gesynct |
wij | syncen | syncten | hebben gesynct |
jullie | syncen | syncten | hebben gesynct |
zij, ze | syncen | syncten | hebben gesynct |
PresensBeta
Example presens sentences for Syncen with some of the pronouns.
- Ik sync nu mijn bestanden naar de cloud.
- Jij synced je telefoon regelmatig met je computer.
- Hij/Zij/Het synct automatisch met de server.
- Wij syncen onze agenda's voor de vergadering.
- Jullie syncen de gegevens met de externe harde schijf.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Syncen with some of the pronouns.
- Ik syncete vroeger mijn bestanden naar een USB-stick.
- Jij syncete vroeger je telefoon met behulp van kabels.
- Hij/Zij/Het syncete altijd handmatig met de oude server.
- Wij synceten vroeger onze agenda's met pen en papier.
- Jullie synceten de gegevens voorheen met een lokale netwerkverbinding.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Syncen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn bestanden naar de cloud gesynced.
- Jij hebt je telefoon regelmatig met je computer gesynced.
- Hij/Zij/Het heeft automatisch met de server gesynced.
- Wij hebben onze agenda's voor de vergadering gesynced.
- Jullie hebben de gegevens met de externe harde schijf gesynced.