teren

Conjugations List of Teren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikteerteerdeheb geteerd
jij, je, uteertteerdehebt geteerd
hij, zij, hetteertteerdeheeft geteerd
wijterenteerdenhebben geteerd
jullieterenteerdenhebben geteerd
zij, zeterenteerdenhebben geteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Teren with some of the pronouns.

  • Ik teer op mijn spaargeld.
  • Hij teert op de ervaring van zijn ouders.
  • Zij teren op de steun van hun vrienden.
  • We teren op de succesvolle strategieën van het verleden.
  • Jullie teren op jullie talenten en vaardigheden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Teren with some of the pronouns.

  • Ik teerde op mijn spaargeld.
  • Hij teerde op de ervaring van zijn ouders.
  • Zij teerden op de steun van hun vrienden.
  • We teerden op de succesvolle strategieën van het verleden.
  • Jullie teerden op jullie talenten en vaardigheden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Teren with some of the pronouns.

  • Ik heb geteerd op mijn spaargeld.
  • Hij heeft geteerd op de ervaring van zijn ouders.
  • Zij hebben geteerd op de steun van hun vrienden.
  • We hebben geteerd op de succesvolle strategieën van het verleden.
  • Jullie hebben geteerd op jullie talenten en vaardigheden.