verpletten

Conjugations List of Verpletten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverpletverpletteheb verplet
jij, je, uverpletverplettehebt verplet
hij, zij, hetverpletverpletteheeft verplet
wijverplettenverplettenhebben verplet
jullieverplettenverplettenhebben verplet
zij, zeverplettenverplettenhebben verplet

Presens
Beta

Example presens sentences for Verpletten with some of the pronouns.

  • Ik verpletter de blikjes in de recyclingbak.
  • Hij verplettert zijn tegenstanders met gemak.
  • Zij verpletteren de concurrentie met hun innovatieve producten.
  • We verpletteren de tegenstand in de wedstrijd vanavond.
  • Jullie verpletteren de verwachtingen met jullie prestaties.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verpletten with some of the pronouns.

  • Ik verplette de blikjes in de recyclingbak.
  • Hij verplette zijn tegenstanders met gemak.
  • Zij verpletten de concurrentie met hun innovatieve producten.
  • We verpletten de tegenstand in de wedstrijd vanavond.
  • Jullie verpletten de verwachtingen met jullie prestaties.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verpletten with some of the pronouns.

  • Ik heb de blikjes verpletterd in de recyclingbak.
  • Hij heeft zijn tegenstanders met gemak verpletterd.
  • Zij hebben de concurrentie met hun innovatieve producten verpletterd.
  • We hebben de tegenstand in de wedstrijd vanavond verpletterd.
  • Jullie hebben de verwachtingen met jullie prestaties verpletterd.