terughalen

Conjugations List of Terughalen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhaal terughaalde terugheb teruggehaald
jij, je, uhaalt terughaalde terughebt teruggehaald
hij, zij, hethaalt terughaalde terugheeft teruggehaald
wijhalen terughaalden terughebben teruggehaald
julliehalen terughaalden terughebben teruggehaald
zij, zehalen terughaalden terughebben teruggehaald

Presens
Beta

Example presens sentences for Terughalen with some of the pronouns.

  • Ik haal het boek terug uit de bibliotheek.
  • Jij haalt je jas terug uit de kast.
  • Hij haalt de herinneringen terug.
  • Zij halen de verloren sleutels terug.
  • We halen de boodschappen terug bij de supermarkt.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Terughalen with some of the pronouns.

  • Ik haalde het boek terug uit de bibliotheek.
  • Jij haalde je jas terug uit de kast.
  • Hij haalde de herinneringen terug.
  • Zij haalden de verloren sleutels terug.
  • We haalden de boodschappen terug bij de supermarkt.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Terughalen with some of the pronouns.

  • Ik heb het boek teruggehaald uit de bibliotheek.
  • Jij hebt je jas teruggehaald uit de kast.
  • Hij heeft de herinneringen teruggehaald.
  • Zij hebben de verloren sleutels teruggehaald.
  • We hebben de boodschappen teruggehaald bij de supermarkt.