tieren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tier | tierde | heb getierd |
jij, je, u | tiert | tierde | hebt getierd |
hij, zij, het | tiert | tierde | heeft getierd |
wij | tieren | tierden | hebben getierd |
jullie | tieren | tierden | hebben getierd |
zij, ze | tieren | tierden | hebben getierd |
PresensBeta
Example presens sentences for Tieren with some of the pronouns.
- Ik tier over de slechte service in dat restaurant.
- Jij tiert altijd als dingen niet gaan zoals je wilt.
- Hij tiert tegen zijn collega's over het gebrek aan samenwerking.
- Wij tieren niet bij tegenslagen, maar blijven positief.
- Zij (meervoud) tieren over de hoge prijzen van de producten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Tieren with some of the pronouns.
- Ik tierde vaak over kleine teleurstellingen.
- Jij tierde vroeger veel over onbelangrijke zaken.
- Hij tierde regelmatig tegen zijn collega's over pietluttige kwesties.
- Wij tierden niet tijdens de vergadering, maar luisterden aandachtig.
- Zij (meervoud) tierden dagenlang over het verlies van de wedstrijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Tieren with some of the pronouns.
- Ik heb getierd over de onrechtvaardige behandeling.
- Jij hebt altijd getierd als je je zin niet kreeg.
- Hij heeft tegen zijn collega's getierd over het gebrek aan inzet.
- Wij hebben niet getierd, maar rustig onze mening gegeven.
- Zij (meervoud) hebben flink getierd over de onredelijke eisen.