toiletteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | toiletteer | toiletteerde | heb getoiletteerd |
jij, je, u | toiletteert | toiletteerde | hebt getoiletteerd |
hij, zij, het | toiletteert | toiletteerde | heeft getoiletteerd |
wij | toiletteren | toiletteerden | hebben getoiletteerd |
jullie | toiletteren | toiletteerden | hebben getoiletteerd |
zij, ze | toiletteren | toiletteerden | hebben getoiletteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Toiletteren with some of the pronouns.
- Ik toiletteer elke ochtend voordat ik naar mijn werk ga.
- Jij toiletteert je altijd grondig voor een feestje.
- Hij/zij toiletteert zich snel voor het avondeten.
- Wij toiletteren onze hond regelmatig in de tuin.
- Jullie toiletteren de katten met veel zorg.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Toiletteren with some of the pronouns.
- Vroeger toiletteerde ik me altijd voor het slapengaan.
- Toen ik jong was, toiletteerde jij jezelf nog niet zo goed.
- Hij/zij toiletteerde zich vaak te snel en vergat details.
- Wij toiletteerden onze kat altijd in de badkamer.
- Jullie toiletteerden de auto regelmatig, maar nu niet meer.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Toiletteren with some of the pronouns.
- Ik heb me vanochtend netjes getoiletteerd voordat ik vertrok.
- Jij hebt je gisteren goed getoiletteerd voor de bruiloft.
- Hij/zij heeft zich al vaak getoiletteerd vandaag.
- Wij hebben onze gasten netjes getoiletteerd voor het etentje.
- Jullie hebben de honden vorige week grondig getoiletteerd.