touwelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | touwel | touwelde | heb getouweld |
jij, je, u | touwelt | touwelde | hebt getouweld |
hij, zij, het | touwelt | touwelde | heeft getouweld |
wij | touwelen | touwelden | hebben getouweld |
jullie | touwelen | touwelden | hebben getouweld |
zij, ze | touwelen | touwelden | hebben getouweld |
PresensBeta
Example presens sentences for Touwelen with some of the pronouns.
- Ik touwel elke ochtend voor het ontbijt.
- Jij touwelt graag in de sportschool.
- Hij/Zij touwelt al jarenlang als hobby.
- Wij touwelen samen op het strand.
- Jullie touwelen regelmatig tijdens de vakanties.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Touwelen with some of the pronouns.
- Vroeger touwelde ik vaak op het schoolplein.
- Toen ik jong was, touwelden wij altijd in de achtertuin.
- Elke zomer touwelden zij langs de grachten van Amsterdam.
- Wij touwelden regelmatig tijdens onze wandelingen in de bergen.
- Als kind touwelde jij altijd met je broers en zussen in de speeltuin.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Touwelen with some of the pronouns.
- Ik heb vanochtend getouweld voordat ik naar mijn werk ging.
- Jij bent gisterenavond gaan touwelen met je vrienden.
- Hij/Zij heeft al eens eerder getouweld in deze sportschool.
- Wij zijn vorige week naar het bos getouweld.
- Jullie hebben net een intensieve touwelsessie achter de rug.