traanogen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | traanoog | traanoogde | heb getraanoogd |
jij, je, u | traanoogt | traanoogde | hebt getraanoogd |
hij, zij, het | traanoogt | traanoogde | heeft getraanoogd |
wij | traanogen | traanoogden | hebben getraanoogd |
jullie | traanogen | traanoogden | hebben getraanoogd |
zij, ze | traanogen | traanoogden | hebben getraanoogd |
PresensBeta
Example presens sentences for Traanogen with some of the pronouns.
- Ik traanogen door het pellen van uien.
- Jij traanogen wanneer je moet niezen.
- Hij/Zij traanogen vanwege de sterke wind.
- Wij traanogen tijdens het kijken naar een emotionele film.
- Jullie traanogen bij het snijden van paprika's.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Traanogen with some of the pronouns.
- Ik traanogen door het pellen van uien.
- Jij traanogen wanneer je moest niezen.
- Hij/Zij traanogen vanwege de sterke wind.
- Wij traanogen tijdens het kijken naar een emotionele film.
- Jullie traanogen bij het snijden van paprika's.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Traanogen with some of the pronouns.
- Ik heb getraanogen door het snijden van ui.
- Jij hebt getraanogen toen je moest niezen.
- Hij/Zij heeft getraanogen vanwege de sterke wind.
- Wij hebben getraanogen gehad tijdens het kijken naar een emotionele film.
- Jullie hebben getraanogen bij het snijden van paprika's.