traceren

Conjugations List of Traceren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktraceertraceerdeheb getraceerd
jij, je, utraceerttraceerdehebt getraceerd
hij, zij, hettraceerttraceerdeheeft getraceerd
wijtracerentraceerdenhebben getraceerd
jullietracerentraceerdenhebben getraceerd
zij, zetracerentraceerdenhebben getraceerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Traceren with some of the pronouns.

  • Ik traceer de route op de kaart.
  • Jij traceert de oorsprong van het probleem.
  • Hij/Zij traceert de bestellingen nauwkeurig.
  • Wij traceren de bewegingen van de dieren in het wild.
  • Jullie traceren de herkomst van de grondstoffen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Traceren with some of the pronouns.

  • Ik traceerde de route op de kaart.
  • Jij traceerde de oorsprong van het probleem.
  • Hij/Zij traceerde de bestellingen nauwkeurig.
  • Wij traceerden de bewegingen van de dieren in het wild.
  • Jullie traceerden de herkomst van de grondstoffen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Traceren with some of the pronouns.

  • Ik heb de route getraceerd op de kaart.
  • Jij hebt de oorsprong van het probleem getraceerd.
  • Hij/Zij heeft de bestellingen nauwkeurig getraceerd.
  • Wij hebben de bewegingen van de dieren in het wild getraceerd.
  • Jullie hebben de herkomst van de grondstoffen getraceerd.