tsjirpen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tsjirp | tsjirpte | heb getsjirpt |
jij, je, u | tsjirpt | tsjirpte | hebt getsjirpt |
hij, zij, het | tsjirpt | tsjirpte | heeft getsjirpt |
wij | tsjirpen | tsjirpten | hebben getsjirpt |
jullie | tsjirpen | tsjirpten | hebben getsjirpt |
zij, ze | tsjirpen | tsjirpten | hebben getsjirpt |
PresensBeta
Example presens sentences for Tsjirpen with some of the pronouns.
- De vogels tsjirpen in de bomen.
- Ik tsjirp als ik blij ben.
- Jij tsjirpt altijd zo vrolijk.
- Hij of zij tsjirpt de hele dag door.
- Wij tsjirpen samen als een koor.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Tsjirpen with some of the pronouns.
- De vogels tjilpten in de bomen.
- Ik tjilpte toen ik verdrietig was.
- Jij tjilpte altijd zo melodieus.
- Hij of zij tjilpte de hele dag door.
- Wij tjilpten samen als een koor.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Tsjirpen with some of the pronouns.
- De vogels hebben getjilpt in de bomen.
- Ik heb getjilpt toen ik het goede nieuws hoorde.
- Jij hebt altijd vrolijk getjilpt.
- Hij of zij heeft de hele dag door getjilpt.
- Wij hebben samen als een koor getjilpt.