uitschrijven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schrijf uit | schreef uit | heb uitgeschreven |
jij, je, u | schrijft uit | schreef uit | hebt uitgeschreven |
hij, zij, het | schrijft uit | schreef uit | heeft uitgeschreven |
wij | schrijven uit | schreven uit | hebben uitgeschreven |
jullie | schrijven uit | schreven uit | hebben uitgeschreven |
zij, ze | schrijven uit | schreven uit | hebben uitgeschreven |
Presens
Example presens sentences for Uitschrijven with some of the pronouns.
- Ik schrijf me uit voor het evenement.
- Je schrijft je vriendin uit op de gastenlijst.
- Hij schrijft zich uit bij de gemeente.
- We schrijven ons uit voor de cursus.
- Jullie schrijven je uit als lid van de vereniging.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Uitschrijven with some of the pronouns.
- Ik schreef me uit voor het evenement.
- Je schreef je vriendin uit op de gastenlijst.
- Hij schreef zich uit bij de gemeente.
- We schreven ons uit voor de cursus.
- Jullie schreven je uit als lid van de vereniging.
Perfectum
Example perfectum sentences for Uitschrijven with some of the pronouns.
- Ik heb me uitgeschreven voor het evenement.
- Je hebt je vriendin uitgeschreven op de gastenlijst.
- Hij heeft zich uitgeschreven bij de gemeente.
- We hebben ons uitgeschreven voor de cursus.
- Jullie hebben je uitgeschreven als lid van de vereniging.