uitspuwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | spuw uit | spuwde uit | heb uitgespuwd |
jij, je, u | spuwt uit | spuwde uit | hebt uitgespuwd |
hij, zij, het | spuwt uit | spuwde uit | heeft uitgespuwd |
wij | spuwen uit | spuwden uit | hebben uitgespuwd |
jullie | spuwen uit | spuwden uit | hebben uitgespuwd |
zij, ze | spuwen uit | spuwden uit | hebben uitgespuwd |
Presens
Example presens sentences for Uitspuwen with some of the pronouns.
- Ik spuw het eten uit.
- Jij spuwt vuur als je boos bent.
- Hij/zij spuwt zijn/haar mening zonder filter.
- Wij spuwen niet op straat.
- Jullie spugen in de fontein.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Uitspuwen with some of the pronouns.
- Ik spuwde het eten uit toen ik ziek was.
- Jij spuwde vuur als reactie op zijn opmerking.
- Hij/zij spuwde zijn/haar frustratie uit tijdens de vergadering.
- Wij spuwden niet op de grond, zelfs niet als we dronken waren.
- Jullie spuugden in het rond tijdens het lachen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Uitspuwen with some of the pronouns.
- Ik heb het eten uitgespuwd.
- Jij hebt vuur gespuwd toen je boos was.
- Hij/zij heeft zijn/haar mening zonder filter uitgespuwd.
- Wij hebben niet op straat gespuugd.
- Jullie hebben in de fontein gespuugd.