uitzuinigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zuinig uit | zuinigde uit | heb uitgezuinigd |
jij, je, u | zuinigt uit | zuinigde uit | hebt uitgezuinigd |
hij, zij, het | zuinigt uit | zuinigde uit | heeft uitgezuinigd |
wij | zuinigen uit | zuinigden uit | hebben uitgezuinigd |
jullie | zuinigen uit | zuinigden uit | hebben uitgezuinigd |
zij, ze | zuinigen uit | zuinigden uit | hebben uitgezuinigd |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitzuinigen with some of the pronouns.
- Ik bezuinig uit op mijn dagelijkse uitgaven.
- Jij bezuinigt uit op je vrijetijdsactiviteiten.
- Hij bezuinigt uit op zijn boodschappen.
- Wij bezuinigen uit op onze energierekening.
- Zij bezuinigen uit op hun reiskosten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitzuinigen with some of the pronouns.
- Ik bezuinigde uit op mijn uitgaven tijdens mijn studententijd.
- Jij bezuinigde uit op je uitjes vorige zomer.
- Hij bezuinigde uit op zijn kleding toen hij werkloos was.
- Wij bezuinigden uit op onze vakantieplannen vanwege het slechte weer.
- Zij bezuinigden uit op hun projectuitgaven in het vorige kwartaal.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitzuinigen with some of the pronouns.
- Ik heb uitgezuinigd op mijn verzekeringen.
- Jij hebt uitgezuinigd op je abonnementen.
- Hij heeft uitgezuinigd op zijn huishoudelijke kosten.
- Wij hebben uitgezuinigd op onze verbouwing.
- Zij hebben uitgezuinigd op hun investeringen.