vastwerken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | werk vast | werkte vast | heb vastgewerkt |
jij, je, u | werkt vast | werkte vast | hebt vastgewerkt |
hij, zij, het | werkt vast | werkte vast | heeft vastgewerkt |
wij | werken vast | werkten vast | hebben vastgewerkt |
jullie | werken vast | werkten vast | hebben vastgewerkt |
zij, ze | werken vast | werkten vast | hebben vastgewerkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Vastwerken with some of the pronouns.
- Ik werk vast in de bouw.
- Jij werkt vast voor een groot bedrijf.
- Hij werkt vast als programmeur.
- Zij werkt vast in een ziekenhuis.
- Wij werken vast aan dit project.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vastwerken with some of the pronouns.
- Ik werkte vast toen ik nog student was.
- Jij werkte vast voordat je naar het buitenland verhuisde.
- Hij werkte vast tijdens zijn vorige baan.
- Zij werkte vast terwijl ze haar diploma behaalde.
- Wij werkten vast aan een vergelijkbaar project in het verleden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vastwerken with some of the pronouns.
- Ik heb vastgewerkt in verschillende branches.
- Jij hebt vastgewerkt bij meerdere bedrijven.
- Hij heeft vastgewerkt aan belangrijke projecten.
- Zij heeft vastgewerkt op internationaal niveau.
- Wij hebben vastgewerkt met ervaren professionals.