verengen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vereng | verengde | heb verengd |
jij, je, u | verengt | verengde | hebt verengd |
hij, zij, het | verengt | verengde | heeft verengd |
wij | verengen | verengden | hebben verengd |
jullie | verengen | verengden | hebben verengd |
zij, ze | verengen | verengden | hebben verengd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verengen with some of the pronouns.
- Ik vereng
- Jij verengt
- Hij/Zij/Het verengt
- Wij verengen
- Jullie verengen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verengen with some of the pronouns.
- Ik verengde
- Jij verengde
- Hij/Zij/Het verengde
- Wij verengden
- Jullie verengden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verengen with some of the pronouns.
- Ik heb verengd
- Jij hebt verengd
- Hij/Zij/Het heeft verengd
- Wij hebben verengd
- Jullie hebben verengd