verevenen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vereven | verevende | heb verevend |
jij, je, u | verevent | verevende | hebt verevend |
hij, zij, het | verevent | verevende | heeft verevend |
wij | verevenen | verevenden | hebben verevend |
jullie | verevenen | verevenden | hebben verevend |
zij, ze | verevenen | verevenden | hebben verevend |
PresensBeta
Example presens sentences for Verevenen with some of the pronouns.
- Ik even de verschillende kleuren uit.
- Jij eveneent de verf op het doek.
- Hij/Zij/Het eveneent de oppervlakte glad.
- Wij evenen de oneffenheden weg.
- Jullie evenen het terrein voor de bouw.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verevenen with some of the pronouns.
- Ik evende de verschillende kleuren uit.
- Jij eveende de verf op het doek.
- Hij/Zij/Het eveende de oppervlakte glad.
- Wij evenden de oneffenheden weg.
- Jullie evenden het terrein voor de bouw.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verevenen with some of the pronouns.
- Ik heb de kleuren geëvened.
- Jij hebt de verf op het doek geëvened.
- Hij/Zij/Het heeft de oppervlakte glad geëvened.
- Wij hebben de oneffenheden weggeëvened.
- Jullie hebben het terrein voor de bouw geëvened.