verjongen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verjong | verjongde | heb verjongd |
jij, je, u | verjongt | verjongde | hebt verjongd |
hij, zij, het | verjongt | verjongde | heeft verjongd |
wij | verjongen | verjongden | hebben verjongd |
jullie | verjongen | verjongden | hebben verjongd |
zij, ze | verjongen | verjongden | hebben verjongd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verjongen with some of the pronouns.
- Ik verjong
- Jij verjongt
- Hij/Zij/Het verjongt
- Wij verjongen
- Jullie verjongen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verjongen with some of the pronouns.
- Ik verjongde
- Jij verjongde
- Hij/Zij/Het verjongde
- Wij verjongden
- Jullie verjongden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verjongen with some of the pronouns.
- Ik heb verjongd
- Jij hebt verjongd
- Hij/Zij/Het heeft verjongd
- Wij hebben verjongd
- Jullie hebben verjongd