verkassen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verkas | verkaste | ben verkast |
jij, je, u | verkast | verkaste | bent verkast |
hij, zij, het | verkast | verkaste | is verkast |
wij | verkassen | verkasten | zijn verkast |
jullie | verkassen | verkasten | zijn verkast |
zij, ze | verkassen | verkasten | zijn verkast |
PresensBeta
Example presens sentences for Verkassen with some of the pronouns.
- Ik verkas naar een andere stad.
- Jij verkast binnenkort naar een nieuwe woning.
- Hij/zij verkast regelmatig van baan.
- Wij verkassen volgende week naar ons nieuwe huis.
- Jullie verhuizen en verkassen naar het buitenland.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verkassen with some of the pronouns.
- Vroeger verhuisde ik vaak en verkaste ik regelmatig.
- Toen ik jong was, verhuisde ik naar een andere stad en verkaste ik met mijn familie.
- Hij/zij verhuisde meestal alleen en verkaste om de paar jaar.
- In die tijd waren er veel mensen die verhuisden en verkasten.
- Als kind verhuisde ik nooit, maar op latere leeftijd verkaste ik wel meerdere keren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verkassen with some of the pronouns.
- Ik ben verhuisd en heb verkast naar een andere stad.
- Jij bent al meerdere keren verhuisd en hebt verkast.
- Hij/zij is vorig jaar verhuisd en heeft verkast naar een ander land.
- Wij zijn onlangs verhuisd en hebben verkast naar een grotere woning.
- Jullie zijn net verhuisd en hebben verkast naar een leukere buurt.