verlieven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verlief | verliefde | ben verliefd |
jij, je, u | verlieft | verliefde | bent verliefd |
hij, zij, het | verlieft | verliefde | is verliefd |
wij | verlieven | verliefden | zijn verliefd |
jullie | verlieven | verliefden | zijn verliefd |
zij, ze | verlieven | verliefden | zijn verliefd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verlieven with some of the pronouns.
- Ik verlief me op jou.
- Jij verlief je op hem.
- Hij/zij verlief t zich snel.
- Wij verlief en ons op die film.
- Jullie verlief en je op elkaar.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verlieven with some of the pronouns.
- Ik was verliefd op jou.
- Jij was verliefd op hem.
- Hij/zij was snel verliefd.
- Wij waren verliefd op die film.
- Jullie waren verliefd op elkaar.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verlieven with some of the pronouns.
- Ik ben verliefd geworden op jou.
- Jij bent verliefd geworden op hem.
- Hij/zij is zich snel verliefd geworden.
- Wij zijn verliefd geworden op die film.
- Jullie zijn verliefd geworden op elkaar.