verongelijken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verongelijk | verongelijkte | heb verongelijkt |
jij, je, u | verongelijkt | verongelijkte | hebt verongelijkt |
hij, zij, het | verongelijkt | verongelijkte | heeft verongelijkt |
wij | verongelijken | verongelijkten | hebben verongelijkt |
jullie | verongelijken | verongelijkten | hebben verongelijkt |
zij, ze | verongelijken | verongelijkten | hebben verongelijkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Verongelijken with some of the pronouns.
- Ik verongelijk jou niet.
- Jij verongelijkt hem constant.
- Hij verongelijkt haar met zijn opmerkingen.
- Wij verongelijken de slachtoffers van onrechtvaardigheid.
- Jullie verongelijken de waarheid in jullie verslag.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verongelijken with some of the pronouns.
- Ik verongelijkte jou regelmatig voordat ik het besefte.
- Jij verongelijkte hem altijd als je boos was.
- Hij verongelijkte haar keer op keer zonder spijt.
- Wij verongelijkten de werknemers met onze strenge eisen.
- Jullie verongelijkten de klanten met jullie slechte service.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verongelijken with some of the pronouns.
- Ik heb jou verongelijkt tijdens onze discussie.
- Jij hebt hem vaak verongelijkt in het verleden.
- Hij heeft haar diep verongelijkt met zijn gedrag.
- Wij hebben de situatie verongelijkt door onze fouten.
- Jullie hebben de reputatie van het bedrijf verongelijkt met jullie acties.