verroeren

Conjugations List of Verroeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverroerverroerdeheb verroerd
jij, je, uverroertverroerdehebt verroerd
hij, zij, hetverroertverroerdeheeft verroerd
wijverroerenverroerdenhebben verroerd
jullieverroerenverroerdenhebben verroerd
zij, zeverroerenverroerdenhebben verroerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Verroeren with some of the pronouns.

  • Ik verroer me niet tijdens de les.
  • Jij verroert je zelden op het werk.
  • Hij verroert zijn vinger om aandacht te krijgen.
  • Zij verroeren zich nooit als er gevaar is.
  • Wij verroeren ons in de keuken om een maaltijd te bereiden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verroeren with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, verroerde ik me altijd tijdens optredens.
  • Vroeger verroerde jij je nooit als we samen speelden.
  • Hij verroerde zijn voet niet terwijl hij sliep.
  • Zij verroerden geen vin toen ze straf kregen.
  • Als kind verroerden wij ons niet als onze ouders spraken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verroeren with some of the pronouns.

  • Ik heb me niet verroerd tijdens de hele film.
  • Jij bent nauwelijks verroerd sinds gisteren.
  • Hij heeft zijn arm niet verroerd sinds het ongeluk.
  • Zij hebben zich niet verroerd toen ze de sirene hoorden.
  • Wij zijn geen spier verroerd tijdens het yoga-uur.